Friese talen

Zie Fries (doorverwijspagina) voor alle betekenissen van het woord Fries
Fries
Frysk; Fräisk; Friisk, fresk, freesk, frasch, fräisch, freesch
Gesproken in Nederland (Friesland en het Groninger Westerkwartier) en Duitsland (Saterland en Noord-Friesland).
Sprekers ca. 425.000 [1]
Rang niet in de top 100
Taalfamilie

Indo-Europees

  • Germaans
    • West-Germaans
      • Noordzeegermaans (Anglo-Fries)
        • Fries
Varianten
  • Saterfries
  • Noord-Fries
  • Westerlauwers Fries
Alfabet Latijns alfabet
Officiële status
Officieel in
FrieslandVlag Friesland Friesland (Nederland)
Vlag van de Duitse deelstaat Sleeswijk-Holstein Sleeswijk-Holstein (Duitsland)
Taalorganisatie NL: Fryske Akademy
DE: Nordfriisk Instituut
Taalcodes
ISO 639-1 Westerlauwers Fries: fy
ISO 639-2 Westerlauwers Fries: fry
ISO 639-3 Westerlauwers Fries: fry
Noord-Fries: frr
Saterfries: stq
Portaal  Portaalicoon   Taal
Het Friese taalgebied
Oorspronkelijke verspreiding van het Fries
oude Friese taal uit 1345.
Tweetalig plaatsnaambord (2008)

De Friese talen (Westerlauwers Fries: Frysk; Saterfries: Fräisk; Noord-Fries: Friisk, fresk, freesk, frasch, fräisch, freesch) zijn een groep van drie nauwverwante talen die behoren tot de Noordzeegermaanse tak van de West-Germaanse talen en gesproken worden langs delen van de Nederlandse en Duitse Noordzeekust.

De talen zijn nauw verwant aan het Engels en worden ook wel geschaard onder de Noordzeegermaanse of Ingveoonse talen. Naast het feit dat de Friese talen op lexicaal gebied sterke overeenkomsten vertonen met het Engels, hebben de Noordzeegermaanse talen – en in mindere mate ook het Nederlands – ook hun eigen karakteristieke Ingveoonse klankverschuivingen ondergaan.

De Friese talen worden gesproken door (minstens) 425.000 mensen. waarvan het overgrote deel (415.000) in de Nederlandse provincie Friesland, ruim 2.000 in Saterland, 5.000 tot 10.000 in Noord-Friesland en op Helgoland, verder een onbekend aantal in andere delen van Nederland en Duitsland. Deze talen zijn genetisch nauw verwant, maar hebben zich apart van elkaar ontwikkeld, waardoor er geen of slechts beperkt sprake is van wederzijdse verstaanbaarheid tussen de taalgroepen onderling.[2][3] Voor het Noord-Fries geldt zelfs dat enkele van de hiertoe gerekende varianten onder elkaar tot op zekere hoogte niet wederzijds verstaanbaar zijn.[4]

In Nederland is het (Westlauwers) Fries sinds 1956 officieel erkend als tweede rijkstaal, daarnaast geniet het bescherming onder het Europees Handvest voor regionale en minderheidstalen. Het Saterlands en Noordfries genieten in Duitsland onder hetzelfde handvest een soortgelijke bescherming en status. In beide landen is het gebruik van de Friese talen binnen het onderwijs, de rechtspraak en overheidscommunicatie wettelijk verankerd binnen het Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden.

Aantallen sprekers

In Friesland gaf in 2020 64% van de ondervraagden aan het Fries "goed" tot "heel goed" te kunnen spreken. Op grond daarvan kan het aantal Friestaligen in 2019 op ongeveer 415.000 mensen worden geschat.[5][6][7] Deze percentages zijn al sinds 1984 vrij stabiel. Ruim de helft van de ondervraagden (57,4%) gaf aan het Fries (mede) als moedertaal te hebben, hetgeen zou neerkomen op 370.000 mensen. Voor minder dan de helft van de inwoners is het Fries de thuistaal die met partner en kinderen wordt gesproken.[8] Enkele grensdorpen in het Groninger Westerkwartier (De Wilp, Opende, Kornhorn en Marum) zijn eveneens gedeeltelijk Friestalig. Daarentegen worden in de Stellingwerven en delen van Kollumerland Nedersaksische dialecten gesproken.

In Duitsland worden andere variëteiten van het Fries gesproken. Dit betreft de Duitse gemeente Saterland in de Landkreis Cloppenburg (Nedersaksen), het eiland Helgoland en delen van de Kreis Nordfriesland (Sleeswijk-Holstein) aan de grens met Denemarken. Het aantal sprekers in Saterland werd in 1997/98 geschat op 1.500 tot 2.250.[9][10] Het aantal sprekers in Noord-Friesland bedraagt volgens officiële opgaven 10.000, maar is volgens een wetenschappelijke schatting uit 2007 niet groter dan 5.000 (waarvan 250 op Helgoland, daarnaast nog 1.500 tot 2.000 sprekers elders).[11] In de landstreek Oost-Friesland wordt geen Fries meer gesproken.

De variëteit die in Nederland wordt gesproken, wordt wetenschappelijk aangeduid als Westerlauwers Fries, buiten Nederland vaak als Westfriesisch of West Frisian, Hierbij staat Westerlauwers voor de ligging ten westen van het riviertje de Lauwers, dat de grensrivier tussen Friesland en Groningen is. In Nederland verwijst de naam West-Fries echter naar het dialect van de regio West-Friesland in Noord-Holland.

Het Fries dat in Nederland op scholen wordt onderwezen en in officiële stukken wordt gebruikt, wordt Standaardfries genoemd. Dit Standaardfries bevat minder onregelmatige vormen en meer Nederlandse woorden dan de Friese omgangstaal.

Er bestaat geen recent onderzoek naar de vraag hoeveel mensen wereldwijd Fries spreken. In een publicatie uit 1976 werd het aantal sprekers van het Westerlauwers Fries, dat verreweg de meeste sprekers heeft, geschat op ongeveer 700.000, waarvan 300.000 buiten de provincie zouden leven.[12]

Op het gebied van taalsociologie bestaan grote verschillen tussen de drie Friese talen. In Nederland beschikt het Fries, vanuit het oogpunt van taalvitaliteit, over een gezond aantal sprekers. Hoewel de positie van het Fries als geschreven medium hier ten opzichte van het Nederlands relatief zwak is, speelt de gesproken taal een grote rol in de privésfeer en in het openbare leven. Het Standaardfries is in Nederland bovendien erkend als officiële taal, dit in tegenstelling tot de situatie die geldt voor de beide in Duitsland gesproken taalvariëteiten.

De Friese taalgemeenschappen in Duitsland zijn vele malen kleiner van omvang dan in Nederland. Het Saterlands en de Noord-Friese varianten worden vrijwel uitsluitend gesproken binnen agrarische of rurale gemeenschappen, waardoor deze talen vanuit taalsociologisch perspectief als dialecten beschouwd kunnen worden.[13] Een Friese standaardtaal die in het openbare leven een rol zou kunnen spelen, bestaat hier niet. In plaats daarvan kreeg het Duits, hoewel dit in taalkundig opzicht relatief ver van de Friese variëteiten afstaat, al vroeg de positie van voertaal in veel maatschappelijke bereiken (onderwijs, bedrijfsleven, overheid). In de praktijk fungeert het Duits, van oudsher samen met het gesproken Nederduits, als daktaal voor het Saterfries en de Noord-Friese dialecten.[14][15]

Classificatie

Geschiedenis

De oorspronkelijke Friese taal wordt aangeduid als Oudfries. Deze taal werd gesproken in de periode van ca. 1100 tot 1575.[16] Er zijn uit deze periode Oudfriese teksten uit het gebied van het hedendaagse Friesland, Groningen, Oost-Friesland en het Nederwezergebied, voornamelijk wetsteksten en notariële acten, bekend. Het Oudfries kwam onder druk te staan door de opkomst van de Nedersaksisch sprekende steden Groningen en Bremen vanaf de 13e eeuw en de relaties van Oost-Friesland met de Hanzesteden vanaf 1350. De stad Groningen had veel invloed op de Ommelanden en op het oosten van de provincie Friesland. Kort na 1400 is het Fries uit de Ommelanden verdwenen, in de loop van de 15e eeuw ook uit Oost-Friesland en het Wezergebied.

Nadat Saksische en Bourgondische hertogen Friesland na 1500 onder hun gezag hadden gekregen en hun eigen ambtenaren benoemden, die een toen algemeen wordende Nederlandse (Nederduitse) schrijftaal gingen hanteren raakte het geschreven Fries in onbruik.[17] Daarna werd het Fries alleen nog in volksliteraire teksten gebruikt, waarbij Gysbert Japicx (1603-1666) met zijn dichtkunst op modern literair niveau een uitzondering was. Toen het Fries zich in het begin van de 19de eeuw opnieuw als schrijftaal ontwikkelde, knoopte men aan bij deze renaissancedichter.[18]

Onderverdeling

De Friese talen kunnen als volgt worden onderverdeeld:

Westerlauwers Fries

Zie Westerlauwers Fries voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het Westerlauwers Fries (Frysk) is de variëteit die gesproken wordt in de Nederlandse provincie Friesland en het Groningse Westerkwartier. Het Westerlauwers Fries kan worden onderverdeeld in:

  1. Kleifries (in de Kleistreek)
  2. Woudfries (in de Friese Wouden)
  3. Noordhoeks (in de Noordoosthoek)
  4. Zuidwesthoeks (in de Zuidwesthoek)
  5. Hindeloopers (in Hindeloopen)
  6. Aasters en Westers (op resp. Oost- en West-Terschelling)
  7. Schiermonnikoogs of Eilanders (op Schiermonnikoog)

Op basis van het Kleifries en Woudfries is er een nieuw Standaardfries ontwikkeld dat als onderwijs- en bestuurstaal in Friesland wordt gebruikt. Dit Standaardfries is een van de drie officiële bestuurstalen in Nederland, met het onderscheid dat het Fries - in tegenstelling tot het Nederlands - bestuurlijk alleen gebruikt mag worden in Friesland en alleen als het niet tot een te grote belasting van het bestuurlijk verkeer leidt (art. 3 Wet gebruik Friese taal). De derde bestuurstaal betreft het Engels, dat in de bijzondere gemeenten Saba en Sint-Eustatius wordt gebruikt.

Saterfries

Zie Saterfries voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het Saterfries (eigenbenaming Seeltersk) is een bedreigde taalvariëteit die nog gesproken wordt door een minderheid van de inwoners van Saterland, Landkreis Cloppenburg.[14] Het is het enige nog levende overblijfsel van het Oosterlauwers Fries, dat tot het einde der Middeleeuwen in de Ommelanden (provincie Groningen), de regio Oost-Friesland, Noord-Oldenburg en de omgeving van Bremerhaven gesproken werd. De Friese dialecten van Harlingerland en het Land Wursten stierven rond 1700 uit, het eilanddialect van Wangerooge rond 1900.

Noord-Fries

Zie Noord-Fries voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het Noord-Fries is de benaming voor de variëteit zoals die in Noord-Friesland ten zuiden van de Deens-Duitse grens gesproken wordt.[11][19][15] Het Noord-Fries bestaat uit een aantal zeer uiteenlopende dialecten, met als hoofdverdeling:

  1. Eiland-Noord-Fries (gesproken op de eilanden Föhr (Feer), Amrum (Öömrang), Sylt (Söl) en Helgoland), dat vermoedelijk teruggaat op vroegmiddeleeuwse immigranten.
  2. Vastewal-Noord-Fries (gesproken op de Halligen, in de , Bökingharde, en Wiedingharde, sporadisch in de Karrharde en Nordergoesharde), dat teruggaat op hoogmiddeleeuwse immigranten, die vermoedelijk uit het Eemsmondingsgebied stamden. De dialecten van Eiderstedt, Nordstrand, Pellworm en de omgeving van Husum zijn in de 17e eeuw uitgestorven, het dialect van de Südergoesharde in 1981, dat van de Mittelgoesharde in 2006.[11]

Onderlinge relatie tussen de variëteiten

Het Westerlauwers Fries en het Saterfries staan dichter bij elkaar dan de andere Friese talen. Deze beide variëteiten worden daarom samen officieus wel als Zuid-Fries aangeduid ter onderscheiding van het Noord-Fries. Vooral de verscbillen met de Noord-Friese eilanddialecten zijn aanzienlijk. De Noord-Friese dialecten zijn niet alleen door het Deens, maar ook door het Platduits en het Hoogduits beïnvloed.

Verwante talen

In de bovenstaande lijst ontbreekt het Oosterlauwers Fries. In de Duitse districten Oost-Friesland en Oldenburg wordt namelijk géén Fries meer gesproken, maar alleen nog een Nedersaksische variant van het Nederduits met enige Friese restinvloeden, namelijk Oostfries-Nedersaksisch of Ostfriesisches Platt, Jeverländer Platt [de] en Nordoldenburger Platt [de] (zie ook substraattaal). Door de bewoners zelf wordt de eerste variëteit, die ook sterk door het Nederlandse schrijftaal is beïnvloed, nog weleens simpelweg Ostfriesisch genoemd, maar in linguïstisch opzicht wordt wordt hij niet tot de Friese talen gerekend.

Sinds de 16e eeuw wordt er in de belangrijkste van de elf Friese steden in Nederland (maar niet in Hindeloopen, Workum, Sloten en IJlst) een Hollands-Friese mengtaal gesproken, die enigszins misleidend bekend staat als Stadsfries. Deze taalvariëteit, die meestal tot het Nederlands gerekend wordt, spreekt men ook op het Bildt, in Kollum, op Ameland en in Midsland op Terschelling.

Het Fries in West-Friesland (Westfries) is grotendeel gerelexicaliseerd onder invloed van de omliggende Hollandse dialecten. Het Friese substraat van dit West-Fries is nog wel zichtbaar in de syntaxis (bijvoorbeeld in het systematisch onderscheiden van twee soorten infinitieven.

Onderwijs en openbaar bestuur

In Duitsland en Nederland wordt het Fries officieel erkend als een autochtone minderheidstaal. Als zodanig geniet de taal dan ook bescherming onder het Europees handvest voor regionale en minderheidstalen. Friese Taal en Letterkunde is in Friesland een keuzevak waarin examen kan worden gedaan op het havo en vwo. Verder zijn er studierichtingen Fries aan de Rijksuniversiteit Groningen, de Christian-Albrechts-Universität in Kiel en de Universität Flensburg. Bijvakken Fries worden door vele universiteiten in Europa aangeboden.

De in de Nederlandse provincie Friesland in het onderwijs en openbaar bestuur gehanteerde spelling is door Provinciale Staten van Friesland vastgesteld (de zogenaamde Steatestavering) en geldt sinds 1980. Voor het Fries in Noord-Friesland en het Saterland bestaan geen officiële spellingsregels. Het Noord-Fries wordt doorgaans geschreven naar een systeem dat door frisisten van de Christian-Albrechts-Universität is ontwikkeld. De weinige Saterfriese auteurs hanteren hun eigen systeem.

Met ingang van 1 januari 2014 is in Nederland de Wet gebruik Friese taal van kracht. Deze wet beoogt de bescherming en bevordering van het Fries. Tevens is het Orgaan voor de Friese taal ingesteld, die de wet gaat uitvoeren.[20]

Taalcodes

Mogelijk door onduidelijkheden bij de benoeming van zaken als "Oost-Fries" en "West-Fries" is ook bij de classificatie in internationale taallijsten en bij het toekennen van taalcodes wat verwarring ontstaan. Bij de aanzet in ISO/DIS 639-3 om de SIL-codes van de Ethnologue en de ISO 639 met elkaar in overeenstemming te brengen is een probleem ontstaan bij de toekenning van codes aan Friese talen. ISO 639-1 en -2 hadden al de codes fy en fry voor 'Fries' en daarmee werd dan Fries in het algemeen bedoeld. Over het algemeen werden die codes echter gebruikt als codes voor het Nederlandse Westerlauwers Fries uit de provincie Friesland. Ethnologue editie 14 had de codes FRI (Western Frisian ofwel Frysk), FRR (Northern Frisian) en FRS (Eastern Frisian), waarbij de omschrijving voor Eastern Frisian niet helemaal duidelijk is, maar meer richting het oude Oost-Fries en Saterfries neigt dan richting Oost-Fries Platduits.

In Ethnologue editie 15 zijn veel codes aangepast om ze in overeenstemming te brengen met ISO 639 en worden de codes nu in onderkast geschreven. In de taalgroep Frisian is bovendien stq (Saterfriesisch) erbij gekomen, terwijl in deze editie Eastern Frisian nu niet meer ingedeeld wordt bij de taalgroep Frisian, maar bij Low Saxon-Low Franconian, wat correct is als hiermee het moderne Ostfriesisches Platt wordt bedoeld; een door het oude Oost-Fries beïnvloed Nedersaksisch dialect dat nu nog in Oost-Friesland gesproken wordt. De opgegeven alternatieve namen zijn echter spellingvarianten voor Saterfries en dat klopt dan niet. De omschrijvingen bij Eastern Frisian en Saterfriesisch zijn momenteel beide ietwat onder voorbehoud.

Wellicht als gevolg daarvan zijn in eerste instantie voor ISO/DIS 639-3 ook wat vreemde beslissingen genomen. Zo hebben zij aanvankelijk de code fry ingeschaald als Macrotaal voor 'Fries' in het algemeen en zijn de SIL-codes fri, frr, frs en stq voor de individuele talen genomen, waarbij juist stq niet onder de macrotaal fry werd geschaard en frs wel, terwijl dat dan andersom had moeten zijn. Inmiddels is men tot het inzicht gekomen dat er voor de nog bestaande varianten van het Fries (fri, frr en stq) eigenlijk niet van een lingua franca c.q. macrotaal gesproken kan worden en dat bovendien de oude code fry in ISO 639 altijd al voor de individuele taal Western Frisian stond en niet voor "Fries in bredere zin". In ISO 639 is daarom de code fri alweer als "Retired" geclassificeerd, nog voordat de standaard ooit officieel bekrachtigd is.

Blijven over fry, frr en stq voor de individuele Friese talen en frs voor het dialect Oost-Fries Platduits. Vreemd is alleen wel dat daarmee dan een discrepantie tussen ISO 639 (fry) en Ethnologue (fri) ontstaat, terwijl juist moeite is gedaan deze met elkaar in overeenstemming te brengen.

Bij de interpretatie van bovengenoemde taalcodes zal zeker voorlopig dus de nodige voorzichtigheid in acht moeten worden genomen omdat er mogelijk al documenten zijn gecodeerd die van de verkeerde aannames zijn uitgegaan.

Najaar 2005 zijn de Friese talen opgenomen in ISO 639-2:

  • fry: Westerlauwers Fries; ook fy is nu voor Westerlauwers Fries.
  • frs: Saterfries
  • frr: Noord-Fries

Een nieuwe taalgroepcode voor Friese talen zal worden opgenomen in de nog te ontwikkelen lijst voor taalgroepen.

Voorbeelden

Hieronder is het eerste artikel van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren. Zij zijn begiftigd met verstand en geweten, en behoren zich jegens elkander in een geest van broederschap te gedragen.) in één van de drie Friese taalvarianten weergegeven:

Fries: Alle minsken wurde frij en gelyk yn weardigens en rjochten berne. Hja hawwe ferstân en gewisse meikrigen en hearre har foar inoar oer yn in geast fan bruorskip te hâlden en te dragen. Beluister
Noord-Fries (specifiek Mooring): Åle manschne san fri, likwjardi än ma daseelwie ruchte tuläid. Ja hääwe ferstånd än gewääten mafüngen än schönj enouder as brouderne önjtiinjtreese.
Saterlands (specifiek Strücklingen): Aal do Maanskene sunt fräi un gliek in Wöide un Gjuchte gebooren. Jo hääbe Fernunft un Gewieten meekriegen un schällen sik eenour as Broure ferhoolde.

Zie ook

Externe bronnen

  • It Beaken, wetenschappelijk tijdschrift van de Fryske Akademy, online vanaf 2009
  • Philologia Frisica, lezingen van het Frysk Filologenkongres, 1956-2014
  • Mathilde Jansen & Eric Hoekstra, Het Fries als taalfamilie. kennislink.nl (27 januari 2010). Gearchiveerd op 2 april 2015.
  • Afûk: Beheersing van het Fries

Literatuur

  • Nils Århammer, 'Friesische dialektologie', in: L. Schmitt (red.), Germanische Dialektologie, Wiesbaden 1968 (over de Oost- en Noord-Friese dialecten)
  • Rolf H. Bremmer jr., An Introduction to Old Frisian: History, Grammar, Reader, Glossary, Amsterdam & Philadelphia 2009 (2e herz. dr. 2011)
  • Klaas Heeroma en J. Naarding, De ontfriesing van Groningen, Groningen 1961
  • Reitze J. Jonkman & Arjen P. Versloot, Friesland: land van talen. Een geschiedenis, Leeuwarden 2013 (ook als Fryslân: lân fan talen. In skidenis, Leeuwarden 2013)
  • Horst Haider Munske et al. (red.), Handbuch des Friesischen. Handbook of Frisian Studies, Max Niemeyer Verlag, Tübingen 2001
Bronnen, noten en/of referenties
  1. Dit betreft alleen Friestalige sprekers in de provincie Friesland, in Saterland, op Helgoland en Kreis Nordfriesland. Voor de Friezen in diaspora (um utens) ontbreken betrouwbare cijfers. Het aantal inwoners dat Fries als moedertaal heeft, bedraagt omstreeks 380.000.
  2. Piet Hemminga, 'Language Policy in Germany and the Netherlands. A Comparison with Regard to the Three Frisian Languages', in: Ethnos Nation 7 (1999), p. 81-94: citaat: “For a common speaker of one of the Frisian variants the three languages are too dissimilar to understand the other variants.”
  3. Femke Swarte, Nanna Haug Hilton & Charlotte. Gooskens, 'Onderlinge verstaanbaarheid tussen Noord- en Westerlauwers Fries'. in: Us Wurk, tydskrift foar Frisistyk 62 (2013), p. 21-46.
  4. Alistair Walker, 'Extent and Position of North Frisian', in: Munske, Handbuch des Friesischen, 2001, p. 263-284, hier p. 266.
  5. De Fryske Taalatlas 2020. De Friese taal in beeld, Leeuwarden: Provincie Friesland, 2020..
  6. Voor oudere cijfers: De Fryske Taalatlas 2015 (gearchiveerd). De Fryske Taalatlas 2011. De Fryske Taalatlas 2007.
  7. Zie ook: Informatiedossier Friese taal. Provinsje Fryslân (2018). Gearchiveerd op 20 januari 2021.
  8. Vgl. Edwin Klinkenberg, Reitze Jonkman & Nika Stefan, Taal yn Fryslân: de folgjende generaasje, Leeuwarden: Fryske Akademy, 2018
  9. Jörg Peters, ’Saterfriesisch’, in: Rahel Beyer & Albrecht Plewnia (red.), Handbuch der Sprachminderheiten in Deutschland, Tübingen 2020, p. 139-170, hier p. 157 (tabel 2).
  10. Dieter Stellmacher, 'Zum soziolinguistischen Status des Saterfriesischen nach den Ergebnissen einer direkten Befragung', in: Us Wurk 67 (2008), p. 170-175, hier p. 171 (2.250 in 1998).
  11. a b c Nils Århammar, 'Das Nordfriesische, eine bedrohte Minderheitensprache in zehn Dialekten: eine Bestandsaufnahme', in: Horst Haider Munske (red.), Vorträge am Interdisziplinären Zentrum für Dialektforschung an der Friedrich-Alexander-Universität Erlangen-Nürnberg, 22.10.–10.12.2007, Erlangen 2008
  12. Meic Stephens, Linguistic Minorities in Western Europe, Llandysul: Gomer Press, 2976, p. 567..
  13. Vgl. Rolf H. Bremmer Jr, An Introduction to Old Frisian: History, Grammar, Reader, Glossary, Amsterdam & Philadelphia: John Benjamins, 2009; p. 1. Citaat: «In both countries (The Netherlands & Germany, red.), the language (Frisian, red.) has a limited status. In the Netherlands, nevertheless, Frisian is recognized by law as an official language beside Dutch. As a spoken language, it enjoys a relatively healthy existence, owing to a fair-sized number of speakers (comparable e.g., to the number of speakers of Icelandic). As a written medium for all domains of the language, however, its position is weak, threatened as it is by Dutch. For the varieties of Frisian spoken in Germany, the situation is much worse. The fact that it is the language there of mainly agrarian communities which lack the support of a sizeable, well-educated group of speakers and writers has brought about that, sociolinguistically speaking, Frisian functions on the level of a dialect.»
  14. a b Jörg Peters, ’Saterfriesisch’, in: Rahel Beyer & Albrecht Plewnia (red.), Handbuch der Sprachminderheiten in Deutschland, Tübingen 2020, p. 139-170.
  15. a b Alistair Walker, ‘Die Friesen und das Friesische in Nordfriesland’, in: Rahel Beyer & Albrecht Plewnia (red.), Handbuch der Sprachminderheiten in Deutschland, Tübingen 2020, p. 65-138.
  16. Mathilde Jansen, Toen het Fries nog op het Engels leek. Nemo Kennislink (18 december 2008). Gearchiveerd op 2 juni 2023.
  17. Oebele Vries, "Naar ploeg en koestal vluchtte uw taal". De verdringing van het Fries als schrijftaal door het Nederlands (tot 1580), Leeuwarden 1993.
  18. Vgl. Taeke Oppewal e.a., Zolang de wind van de wolken waait. Geschiedenis van de Friese literatuur, Amsterdam 2006.
  19. Alistair Walker, 'Extent and Position of North Frisian', in: Munske, Handbuch des Friesischen, 2001, p. 263-284.
  20. Friezen krijgen eigen taalwet en Orgaan voor Friese taal Rijksoverheid, Nieuwsbericht, 1 januari 2014
· · Sjabloon bewerken
Noord-Germaanse talen:Deens · Faeröers · IJslands · Noors · Norn* · Zweeds
West-Germaanse talen:Afrikaans · Duits · Engels · Fries · Jiddisch · Limburgs · Luxemburgs · Nederduits · Nederlands · Schots · Wymysoojs**
Oost-Germaanse talen:Bourgondisch* · Gotisch* · Vandaals* · Krim-Gotisch*
* Reeds uitgestorven           ** Met uitsterven bedreigd
· · Sjabloon bewerken
Streektalen in Nederland en Vlaanderen
WikiWoordenboek
Zoek Fries op in het WikiWoordenboek.
Zie de Westerlauwers Friese uitgave van Wikipedia.
Zie de Saterfriese uitgave van Wikipedia.
Zie de Noord-Friese uitgave van Wikipedia.